Hoofdstuk 4 – Arbeidsduur en arbeids- en rusttijden

Artikel 4.1 – Arbeidsduur

Artikel 4.2 – Inzet- en contractenbeleid van flexibele arbeid

Artikel 4.3 – Min- en plusuren

Artikel 4.4 – Werk- en rusttijden

Artikel 4.5 – Pauzes

Artikel 4.6 –  Vrije weekenden

Artikel 4.7 – Wachtdiensten Kraamverzorgenden

Artikel 4.8 – Bereikbaarheidsdiensten

Artikel 4.9 – Gebroken dienst

Artikel 4.10 – Overwerk

Artikel 4.11 – Inconveniënte uren

Artikel 4.12 – Doorbetaling onregelmatigheidstoeslag tijdens vakantie-uren en overig verlof

Artikel 4.13 – Veilig en gezond werken

Artikel 4.4 – Werk- en rusttijden

ATW

  1. Je werkgever kan voor het vaststellen van de werktijden gebruik maken van de mogelijkheden die de Arbeidstijdenwet en het daarop gebaseerde Arbeidstijdenbesluit bieden, tenzij in deze CAO iets anders is bepaald. Je werkgever stelt jouw werktijden vast vanuit de arbeidsduur die jij met je werkgever bent overeengekomen. Je werkgever moet hierbij rekening houden met jouw belang, waaronder voldoende hersteltijd tijdens en na het werk.

Maximum per dienst

  1. Je werkt maximaal tien uur per dienst binnen de door je werkgever vastgestelde werktijden. Indien er sprake is van een incidentele, onvoorziene wijziging van omstandigheden mag je werkgever je vragen maximaal twaalf uur per dienst te werken.

57 jaar

  1. Als je 57 jaar of ouder bent dan geldt het volgende:
    De werkgever en de medewerker in de leeftijd van 57 jaar of ouder besteden tijdens het jaargesprek aandacht aan het al dan niet werken tijdens nachtdienst en zo ja, de frequentie daarvan. Gedurende het jaar, bij het vaststellen van de procedures voor planning en inzet van kraamverzorgenden worden daarover in overleg afspraken gemaakt, waarbij het overeenstemmingsvereiste van toepassing is.

Rusttijd

  1. Bij het vaststellen van de voor jou geldende werktijden moet je werkgever een onafgebroken rusttijd in elke aaneengesloten periode van 7×24 uur van tenminste 36 uur toepassen of in elke aaneengesloten periode van 9 x 24 uur moet je werkgever een onafgebroken rusttijd van tenminste 60 uur toepassen.
    In dat laatste geval geldt eenmalig de mogelijkheid om de rusttijd te verkorten tot 32 uur in elke periode van vijf achtereenvolgende weken.
    Als je werkzaam bent als kraamverzorgende kan je werkgever een afwijkende rusttijd toepassen, namelijk per elke aaneengesloten periode van 11×24 uur een onafgebroken rusttijd van tenminste 72 uur. Als je werkzaam bent als kraamverzorgende mag je werkgever je geen wachtdienst opdragen in de voorgeschreven periodes van onafgebroken rust.

Procedures voor planning en inzet van kraamverzorgenden

  1. Ten behoeve van een beter evenwicht tussen belangen en wensen van kraamverzorgenden, kwaliteit van de zorg en de eisen die gesteld worden aan de bedrijfsvoering kan gewerkt worden met  planning- en inzetprotocol.
    1. In overleg met medezeggenschapsorgaan wordt besproken wat de verdeling is tussen op rooster werken (planning- en inzetprotocol) en niet op rooster werken (flexibele inzet).
    2. In overleg met het medezeggenschapsorgaan worden de kaders omtrent het werken op rooster afgestemd.
    3. Je werkgever maakt in overleg met het medezeggenschapsorgaan afspraken over de bekendmaking van het rooster. Indien je op rooster werkt en er geen afspraken worden gemaakt geldt dat je werkgever tenminste 14 etmalen van te voren de vastgestelde werkdagen aan jou bekend maakt.
    4. Na overleg tussen jou en je werkgever kan in geval van bijzondere omstandigheden met een incidenteel karakter:
      1. worden afgeweken van de reeds vastgestelde werktijden
    5. overige bepalingen:
      1. In het rooster worden in ieder geval de te verrichten diensten en de werktijden opgenomen.
      2. Overdracht van dienst vindt plaats binnen werktijd.
      3. Bij planning en inzet wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met evenwicht tussen werkdruk en herstel tijdens en na je werk.
    6. Indien het medezeggenschapsorgaan afspraken maakt over het inzet- en planningsprotocol dient de medezeggenschap een aantoonbare achterbanraadpleging te houden, alvorens in te stemmen, voor het bestendigen van draagvlak. Bij het ontbreken van een medezeggenschapsorgaan is de achterbanraadpleging een verantwoordelijkheid van de werkgever.